Eind 1989 leerde ik – Luc van Veggel – in een cursus dat een klant anderhalf jaar voordat je het als leverancier in de gaten hebt al afscheid van je neemt. Reageer onvoldoende op signalen die de klant geeft en ondanks de loyaliteit die de klant voelt start het mentale proces van het vertrek.
Medio november 2019 sprak ik mijn toenmalige algemeen directeur (WR) van de directie Informatievoorziening van de Belastingdienst. De risico’s die ik al eerder signaleerde hadden tot geen enkele wezenlijke reactie geleid en naar ik meende werden de risico’s alleen maar groter. Ik vertelde WR dat ik vanwege het negeren van mijn signalen eigenlijk weinig andere opties meer zag dan ontslag te nemen. Zijn zeer beperkte reactie daarop veranderde niks aan de risico’s.
Sinds 1 juni 2021 ben ik een ambteloos dwarsdenkende burger. Heeft het traject na het gesprek met WR wat opgeleverd? Dat ligt er aan hoe je er naar kijkt…. Een toelichting.
Vanaf mei 2017 signaleerde ik dat er operationeel gedreven activiteiten plaatsvonden bij een onderdeel van de directie Informatievoorziening, zonder aansturing van boven, maar met een potentieel grote impact op de Belastingdienst. Wat mij bezighield was dat er geen strategie ten grondslag lag aan de activiteiten, er geen duidelijk plan was, er geen verantwoording afgelegd werd en er geen actieve sturing plaatsvond. Wat ik zag was dat operationeel een bestuurlijk, fiscaal, privacy en imago-risico gecreëerd werd voor de Belastingdienst, zonder dat de hoogste leiding daar bewust en in de volle omvang voor gekozen had. De activiteiten raken mijns inziens de verandercapaciteit van de Belastingdienst en kunnen ook een rijksbrede uitstraling hebben.
Mijn signalering begon bij mijn manager en de toenmalige algemeen directeur WR (waar ik als strategisch adviseur rechtstreeks voor werkte). Vervolgens en parallel heb ik via de concerndirecties (beleid- en kaderbepalend) en ten slotte het kerndepartement signalen afgegeven. Met documenten en argumenten schetste ik de situatie en de daaraan verbonden risico’s. Iedereen hoorde me welwillend aan, zuchtte ‘ach en wee’ en liet het daar vervolgens bij. Steeds moest ik zelf nagaan of en zo ja wat er gedaan was met mijn signalen. Telkens bleek dat er geen gevolg aan was gegeven, of dat er alleen voor de vorm navraag was gedaan en men vond dat er niks aan de hand was.
Vandaar dat ik medio november 2019 het signaal van een mogelijk vertrek aan WR afgaf. Dat veranderde niks. Vanaf februari 2020 heb ik met enkele vertrouwde collega’s gesproken over mijn wanhoop en aanstaande besluit ontslag te nemen. Toen er medio mei 2020, na een ultieme poging tot signalering aan het volledige managementteam van mijn directie, niks gebeurde heb ik de knop omgezet en besloten daadwerkelijk weg te gaan, maar wel pas nadat ik mijn risicosignaal via een extern kanaal kenbaar had gemaakt.
Het negeren van mijn signalen dwong mij gevoelsmatig tot een melding bij de onafhankelijke personeelsraadspersonen (ingesteld n.a.v. een Tweede Kamermotie). Zo’n melding wordt dan meteen juridisch (ik leek ineens een klokkenluider te zijn en werd intern zo behandeld). Een onafhankelijk extern onderzoek was het vervolg. In het onderzoeksrapport van eind maart 2021 zie ik mijn gelijk en in het begeleidend schrijven wijzen de onderzoekers op de gebrekkige signaalontvankelijkheid van mijn directie. Mijn directie heeft in een managementreactie verklaard het rapport volledig te onderschrijven. Dit betekent dat er wat zal (moeten) gaan veranderen. Gezien de voorgeschiedenis kon de afsluiting echter niks meer veranderen aan mijn vertrek. Het negeren had mijn loyaliteit aangetast met dit als gevolg. Afsluitend heb ik medio mei 2021 goede (exit) gesprekken gehad over het rapport, het begeleidend schrijven en de (opvolging van de) managementreactie, met de DG Belastingdienst en de huidige algemeen directeur Informatievoorziening (KV). Belangrijkste onderwerp in deze gesprekken was de signaalontvankelijkheid van de organisatie; ‘Hoe kon een helder signaal genegeerd worden?’.
Ik heb als strategisch adviseur (S14) de opeenvolgende algemeen directeuren van de directie Informatievoorziening van de Belastingdienst jarenlang ondersteund bij de bestuurlijke overleggen waar zij aan deelnamen. Daarnaast gaf ik risicogerichte adviezen zodat zij zo weinig mogelijk voor verrassingen kwamen te staan. Dat laatste deel van mijn werk is vaak genegeerd. Negeren doet wat met je als een loyale ambtenaar die oprecht het beste voor heeft met het afgeven van risicosignalen. Voor mij is negeren daarmee een vorm van oneigenlijke druk geworden. Negeren tast de loyaliteit aan van een ambtenaar en leidt tot, voor alle betrokkenen, ongewenste consequenties. Negeren moet uitgebannen worden, wil je loyale ambtenaren die tegenspraak durven te bieden behouden. Een goede signaalontvankelijkheid is wezenlijk voor de Rijksoverheid. Cruciaal voor het goed functioneren van een loyaal, maar ook dwarsdenkend en gepast tegensprekend, ambtelijk apparaat. Een loyale ambtenaar moet weten dat ‘gevoelig voor gezag, zonder ontzag’ gewaardeerd in plaats van genegeerd wordt.
Luc van Veggel